Tijdingen uit Lemesos (dag 3) | Druppels uit de horen des overvloeds

Netwerk

Europeana geeft de verschillen en de gelijkenissen in de Europese cultuur aan en moet hierin representatief zijn. In tijden van geopolitieke fragmentatie en stijgend nationalisme is het belangrijk om van een Europese cultuur te kunnen spreken. Europeana is en moet een globale culturele kracht blijven die geen andere voorbeelden kopieert maar zelf met nieuwe oplossingen dient te komen. Cultuur moet de basis voor creatieve economie worden. De rechtenproblematiek – momenteel een belangrijk struikelblok- moet hierbij een positief (en geen repressief) effect hebben. Een van de kernelementen hierbij is samenwerking, Europ(ean)a heeft immers geen nood aan muren die verschillende initiatieven isoleren. Europees Commissaris Neelie Kroes (Digital Agenda For Europe) gaf onlangs aan dat Europeana de meest visuele representatie van de Europese cultuur moet zijn, maar daar is men nog lang niet.

Jill Cousins geeft tekst en uitleg bij de vier strategische lijnen voor Europeana’s directe toekomst, de eerste hebben betrekking op de (onzichtbare) backoffice, de laatste twee op de frontoffice en kunnen leiden tot een betere perceptie door het publiek:

  1. Europeana als aggregator. Europeana wil de open betrouwbare bron zijn voor digitaal cultureel materiaal in Europa. Hiervoor moet er op technisch vlak ingezet worden op linked open data, dataverrijking, meertaligheid en persistent identifiers. Deze acties zijn niet enkel zinvol in het kader van Europeana maar zijn absolute voorwaarden als je iets met je digitale data wil doen.
  2. Europeana wil faciliteren. Europeana stimuleert kennisdeling (via linked data en de Council of Content Providers and Aggregators), organiseert workshops en trainingen (over rechten (oa. de data provider agreements), businessmodellering …), sensibiliseert (het Public Domain Charter zet bijvoorbeeld aan tot reflectie en discussie over het digitale publieke domein) en stimuleert onderzoek naar collective licensing-modellen.
  3. Europeana moet aanwezig zijn waar de gebruiker is (Google, Wikipedia …). Vanuit dit oogpunt zoekt Europeana nieuwe manieren om naast de portaalsite ook data via API’s, widgets … te verspreiden. De recent gelanceerde virtuele tentoonstellingen (Art Nouveau en Reading Europe) zijn hierin een eerste stap. In de nabije toekomst zal er ook met educatie samengewerkt worden (er staat een partnerschap met Schoolnet op stapel).
  4. Europeana wil ook actief de dialoog met de (eind)gebruiker aangaan. De gebruiker wordt als ‘prosumer’ (producer+consumer) actiever bij de creatie van inhoud betrokken (wat onder de term user generated content schuilgaat). Het project The Great War Archive geeft een indicatie welke richting deze oriëntatie op de gebruiker uit kan gaan.

Een internationaal forum zoals EuroMed is een ideaal platform om enkele urgente problemen aan te kaarten waarmee de Republiek Cyprus kampt. Zoals gaandeweg duidelijk gemaakt wordt, is de staat nogal begaan met de roof van hun cultureel erfgoed (vooral als het in het Noordelijke ‘occupied territory’ gebeurt) en het feit dat dit in musea en privécollecties opduikt. Michael Gavriedlides van het criminal investigation department van de Cypriotische politie (waar zelfs een speciale dienst aan het cultureel erfgoed gewijd is) geeft aan welke samenwerkingen zijn dienst met onder meer Interpol en de FBI opgezet heeft en welke activiteiten men uitvoert. Dit wordt aangevuld met enkele verrassingsinterventies waar het belang van het eigen erfgoed in de verf gezet wordt en de manier waarop dit in het lager onderwijs geapprecieerd wordt. Zelfpromotie of niet, dergelijke activiteiten geven toch enigszins aan welke intrinsieke waarde erfgoed voor een natie(vorming) kan hebben.

Het praatje van Eleanor E. Fink bouwt op deze gedachte voort. Volgens FBI en Interpol is illegale kunsthandel de derde grootste vorm van internationale criminaliteit. Deze objecten worden eenvoudig over de landsgrenzen vervoerd en verdwijnen, eens gestolen, voor jaren uit circulatie. Het uitgangspunt van (het opgedoekte information institute) Getty luidde dat consistente beschrijvingen van kunstwerken dit tegen konden gaan. Het OBJECT ID werd in de jaren ’90 in dit kader ontwikkeld omdat informatie over diefstal zich sneller verspreidt dan het gestolen object zelf. De incompatibiliteit van de verschillende databanken was hiervoor echter een belangrijk struikelblok. Er was nood aan goedkope en efficiënte tools. Ook de Arts and Architecture Thesaurus (AAT) werd in deze context gelanceerd als een middel om informatie uitwisselbaar te maken. Helaas is na jarenlange inspanning momenteel geen organisatie meer voor dit initiatief verantwoordelijk.

Naar goede gewoonte is het aanbod aan presentaties overvloeding. Het programma telt weer maar liefst 26 presentaties, wat de kwaliteit van de conferentie allerminst ten goede komt. In volgend overzicht enkele hoogtepunten.

Christoph Schinko gaat in op de generieke modelering van cultureel erfgoed. Welke regels dienen te gelden voor complexe objecten, voor grote culturele sites en voor imperfecte objecten? Er is nood aan semantische metadata voor elektronische opslag (documentatie), duurzaamheid voor langetermijnopslag en visualisatie (voor publicatie en distributie). Daarnaast moet het model eenvoudig in gebruik zijn. De technische universiteit van Graz ontwikkelde hiervoor Euclides. Rene Berndt bespreekt een flexibele workflow om presentaties voor internet te maken. Hij splitst de workflow op in de componenten data acquisitie, beschrijving/annotatie en publicatie. Het datamodel wordt opgebouwd uit XSL, XSL-fo en FO3D. Voor publicatie gebruikt men het PDF-A2-formaat omwille van de hoge compatibiliteit voor meerdere doeleinden.

Evangelia Kyriazi presenteert een interessante case studie over hoe geoinformatics gebruikt kunnen worden door conservatoren, archeologen en archivarissen voor de digitalisering en de visualisatie van cartografisch erfgoed. Een kaart van het Griekse Mytiline uit de vroege jaren twintig vormt het uitgangspunt. Op basis van een recentere (en gedigitaliseerde) kaart uit 1953 kon op de oude kaart digitaal gegeorefereerd worden. Door een vergelijking kon men de evolutie van de stad (en de gebouwen) in kaart brengen.

In de sessie over ‘2D and 3D in digital libraries’ kan het aan Europeana gerelateerde project CARARE niet ontbreken. Kate Fernie licht dit driejarige Europese project toe dat archeologie in Europeana wil integreren. Momenteel is 3D niet als objecttype in Europeana beschikbaar en is er slechts weinig archeologische informatie aanwezig (en dan nog voornamelijk in 2D). CARARE wil dit verhelpen en 2 miljoen objecten aanleveren. Er bestaan vele nationale inventarissen met monumenten en gebouwen, die zouden beschikbaar en uitwisselbaar gemaakt moeten worden. CARARE richt zich eveneens op het georefereren van data zodat de gebruiker ook plaats gebaseerd kan zoeken.

Aegaron is een databank die oude Egyptische architectuur online in open source beschikbaar stelt. De focus ligt op 2D voorstellingen en Ulrike Fauerbach focust vooral op de gebruiker.

Omdat de dagen in Cyprus langer zijn dan elders, volgt er nog een lijvige sessie over ‘Digital Lbraries and e-Preservation in Cultural Heritage’. Naast Archipel en EuropeanaLocal wordt aangetoond dat statistieken over cultureel erfgoed zinvol zijn voor verantwoording (werd het geld goed besteed?), beleidsplanning (zowel op instellingsniveau als op Europees niveau) en benchmarking (hoe doen we het tegenover anderen?). Marco De Niet (DEN) licht verder toe.

NUMERIC vormt de basis voor de statistieken op Europees niveau. Het vervolgproject Enumerate wil een betrouwbare baseline creëren voor statistische data over digitalisering.

Hoe prematuur de resultaten van NUMERIC ook waren, het onderzoek bracht enkele interessante zaken aan het licht. Onder meer door de dubbele vraagstelling ‘Heb je een specifiek budget voor digitalisering’ en ‘Heb je een informatieplan?’. Er blijkt meer geld te zijn dan plannen. Er gebeurt bijgevolg veel al hoc zonder een duidelijke strategie. 

M. Vakkari stelt de publieksinterface van de Finse nationale bibliotheek voor. Met dit initiatief wil de Finse overheid data uit musea, bibliotheken en archieven aggregeren en het systeem zal op termijn als nationale aggregator voor Europeana dienst doen. De deelnemende instellingen voorzien de metadata. De publieke interface focust op diensten en ontwikkeling, is gebruiksvriendelijk, regelt de rechtenproblematiek en biedt een uniforme (zoek)interface voor alle vormen van digitaal cultureel erfgoed.

Op basis van Europees onderzoek worden ook enkele bevindingen over zoekmachines gepresenteerd. KeyToNature onderzoekt de geïntegreerde toegang tot verschillende repositories in verband met biodiversiteit. De portaalsite is op een wiki-omgeving gebaseerd.

Gebruikers denken te zeer ‘google’-gericht. Men hoopt generische zoektermen in te geven en men verwacht ook een op ranking gebaseerde resultatenlijst. Deze focus op google verhindert de gebruiker om een ander zoekgedrag te ontwikkelen. STERNA (Semantic Web-based Thematic European Reference Network Application) leidde tot soortgelijke resultaten. Het wil een webgebaseerde informatieruimte in verband met vogels opzetten en semantische webtechnologieën gebruiken om inhoud beschikbaar te maken. Het project onderzoekt manieren om de inhoud (vanuit instellingen) in STERNA te integreren zonder hen het gevoel te geven dat ze dit uit handen geven. Hierbij worden eindgebruikers eveneens gestimuleerd om informatie toe te voegen. De resultaten zijn haast evident. Gebruikers zijn vaak onzeker over de finaliteit van zoekportalen. Zoekportalen worden als te moeilijk beschouwd, en moeten meer intuïtief benaderd worden. Gebruikers zijn minder in metadata geïnteresseerd, maar willen meer beeld e.a. Ook de filtermechanismen en het rankingsysteem moeten verbeterd worden. Het primaat van de commerciële sector is op dit vlak bijgevolg alom tegenwoordig, de concurrentie aangaan lijkt moeilijk.

hansvanderlinden