Hoe nummert u objecten?

Een drinkglas nummeren met witte oostindische inkt op vernis. Foto: Leon Smets

Elk collectiestuk moet (snel) geïdentificeerd kunnen worden. Elk erfgoedobject of ensemble krijgt daarom een uniek inventarisnummer, dat het onlosmakelijk verbindt met zijn metagegevens in het record van het collectiebeheersysteem. Denk goed na over de juiste methode en plaats voordat u begint te nummeren.

Er zijn vijf basisvereisten:

  • Elk nummer is uniek.
  • Elk nummer is (onlosmakelijk) met het erfgoedobject verbonden.
  • De nummermethode is niet schadelijk voor het erfgoed.
  • Elk nummer is en blijft duidelijk leesbaar en is dus bestand tegen bijvoorbeeld wrijving, licht en water.
  • Het nummer moet indien nodig verwijderbaar zijn, zonder dat het erfgoedobject schade oploopt.

Stap 1 | Kies het nummer

Maak het uzelf lekker makkelijk en nummer uw collectiestukken met een doorlopend volgnummer. Zorg daarbij voor voldoende voorloopnullen, bijvoorbeeld 00486, omdat die ervoor zorgen dat u de nummers in een rekenblad netjes kunt ordenen.

Doorheen de tijd werd er vaak geëxperimenteerd met prefixen en suffixen om extra informatie in het nummer te verwerken. De ervaring leert dat dit systeem enkel in bepaalde gevallen werkt:

  • Prefixen om een materiaal of deelcollectie aan te duiden brengen u vroeg of laat in de problemen: wat doet u wanneer een object tot twee groepen kan behoren, of als er meer dan 26 groepen zijn? 
  • Ook een (letter)code om een locatie of een instelling aan te duiden is een risico: deze gegevens kunnen in de loop van de tijd wijzigen. In feite noteert u deze metadata beter in de inventarisfiche, niet op het object zelf.
  • Wat wel een optie is, is de combinatie van het jaartal waarin het object is verworven en een volgnummer. Bijvoorbeeld 2014-0486. Dit jaar van verwerving kan niet wijzigen. Dit is natuurlijk enkel toepasbaar voor nieuw verworven stukken.
  • Voor inkomende bruiklenen, stukken die u tijdelijk in bewaring neemt en educatieve stukken, kunt u een prefix in de vorm van een vaste lettercode gebruiken om het onderscheid met de vaste collectie te maken. Bv. EDU-048 of T-2014-48, waarbij de T voor tijdelijke verwerving staat en kan worden aangevuld met een jaartal of dossiernummer. Tenzij u het nummer van de eigenaar overneemt.
  • Een ensemble of een set met verschillende onderdelen − bv. een parament, fotoalbum of een servies − geeft u als geheel een volgnummer, dat verbonden is aan de inventarisfiche met de algemene gegevens. Elk onderdeel krijgt dan datzelfde volgnummer met een suffix: bv. 00486-01, 00486-02 enz. Als u op voorhand weet dat er nooit meer dan 26 onderdelen zullen zijn, bijvoorbeeld bij paren schoenen, dan kunt u ook de suffixen a, b, c enz. gebruiken.

Als er een oude nummering aanwezig is, dan is het aan te bevelen om deze zoveel mogelijk te behouden. Het is immers zeer arbeidsintensief om objecten te hernummeren en het risico op foutjes is groot. De meerwaarde daarentegen is beperkt: er is geen enkele reden waarom een lijst met nummers volledig doorlopend en uniform moet zijn, zolang er maar geen dubbels inzitten. Als u toch een object hernummert, behoud dan altijd het oude nummer in het collectiebeheersysteem.

Stap 2 | Bepaal de meest geschikte methode

Er zijn verschillende beproefde methodes om erfgoedobjecten te nummeren. De aard en de samenstelling van een object, maar ook zijn bewaringstoestand, bepalen welke nummermethodes geschikt zijn en welke u beter vermijdt. Hieronder vindt u de algemene richtlijnen, maar vraag indien nodig advies.

Vernis-stift-vernismethode

Deze semi-permanente methode bestaat letterlijk uit twee vernislagen met daartussen het nummer in zwarte of witte inkt. Reken op een droogtijd van 30 tot 60 minuten voor elk van de drie fases! Geschikt voor de meeste soorten glas, metaal, hout, keramiek, been en steen. Niet geschikt voor poreus of plastic materiaal.

Zacht potlood

Gebruik een 2B-potlood om papieren stukken, prenten, boeken en fotoafdrukken te nummeren.

Textiellabel

Kleding, vlaggen en andere textielobjecten nummert u met een lichtechte, watervaste textielstift op een lapje baalkatoen of een katoenen keperlint. Vervolgens naait u dit met naald en katoendraad met losse steken op het textiel.

(Hang)label
Een label is zeer geschikt voor sommige materialen die geen beschrijfbare zijde hebben. Het kan worden verstopt wanneer het object wordt tentoongesteld. Foto: Leon Smets

Een hanglabel is altijd een veilige keuze. Dit label is van zuurvrij papier, in verschillende formaten, dat u kunt beschrijven met zwarte stift of zacht potlood of kunt bedrukken met een barcode. Het label is al voorzien van een katoenen koordje of u kunt het bevestigen aan het object met een katoenen keperlint.

Soms beslist men om een object een voorlopig nummer te geven met behulp van een hanglabel. Dit gaat immers snel. Nadien pas wordt het definitieve nummer op het object zelf aangebracht.

Het barcodesysteem wint aan populariteit, vooral in grote collecties met veel collectiemobiliteit. De barcode (of QR-code) wordt geprint op een zuurvrij label of etiket. U heeft er een speciale printer en toner voor nodig en een barcodescanner of smartphone die via een app verbonden is met uw collectiebeheersysteem. 

Etiket
Etiketten worden vaak aangebracht op archiefdozen. Foto: © Provincie Limburg, fotograaf: Tine Hermans

Etiketten zijn vooral nuttig op mappen, dozen en zakjes en duidelijker leesbaar dan een nummer in potlood rechtstreeks op de verpakking. Deze moeten niet zuurvrij zijn als ze niet in contact komen met het erfgoed. Er bestaan ook speciale etiketten met papier en lijm van archiefkwaliteit.

Elektronische tag

Dit is een interactieve chip, aangebracht bij of op het voorwerp, of in de verpakking. De radiogolven worden gelezen door middel van antennes, zodat het voorwerp niet aangeraakt of verplaatst hoeft te worden. Bekend in (openbare) bibliotheken en de kleinhandel, maar minder courant in de erfgoedwereld.

Stap 3 | Kies de meest geschikte plaats

Ga bij het bepalen van de plaats waar u het nummer aanbrengt logisch en consequent te werk.

  • Breng het nummer bij voorkeur steeds aan op dezelfde, zo onopvallend mogelijke plaats, die geen risicovolle manipulaties vereist om het te kunnen lezen. Bij meubels tegen een muur bijvoorbeeld brengt u het nummer beter niet op de rugzijde aan, maar aan de binnenzijde, bijvoorbeeld van de rechterdeur (die het eerst opengaat).
  • Nummer alle losse of los te maken onderdelen.
  • Zeer kleine objecten krijgen een label of, als dat niet kan (bv. schelpjes, muntstukken, miniatuurobjecten enz.), een nummer op de verpakking.
  • Vermijd plekken die beschadigd zijn, waar de ondergrond kan loskomen of te ruw is om het nummer leesbaar aan te brengen. Schrijf bijvoorbeeld niet op loskomende polychromie, donker aangelopen zilver of tranend glas. 

Tien tips om aan de slag te gaan

  1. Noteer uw interne richtlijnen voor het nummeren in een korte handleiding.
  2. Oefen uw schoonschrift of vraag een collega die netjes kan schrijven. Gebruik een kleine maar leesbare letter, strak en schreefloos.
  3. Werk zoveel mogelijk in reeksen van gelijkaardige objecten.
  4. Hanteer de kunstvoorwerpen met katoenen of nitril handschoenen. Als dat niet haalbaar is, was dan regelmatig uw handen.
  5. Zorg voor een goede ondersteuning, zodat het voorwerp stabiel staat of ligt, bijvoorbeeld met behulp van een kussen. 
  6. Vergewis u ervan dat het voorwerp in goede conditie is. Voorwerpen in slechte conditie kunt u voorlopig indirect nummeren (hanglabel of op de verpakking) en nadien laten nummeren door een conservator-restaurator.
  7. Nummer enkel op een zuivere ondergrond. Indien nodig moet u het object eerst ontstoffen.
  8. Nummer in een contrasterende kleur: meestal in het zwart, op donkere voorwerpen en op glas beter in het wit.
  9. Onderstreep verwarrende cijfers (606, 66, 99 enz.) of voorzie ze van een punt.
  10. Breng het nummer ook op de verpakking (doos, map, zakje of hoes) aan, of steek een zuurvrij papieren strookje met het nummer tussen het boek, zodat u het object niet telkens hoeft uit te nemen voor identificatie.

Zo doet u het níet

  • Krassen, graveren of schroeven in het erfgoedobject.
  • Het gebruik van metaal, zoals een nummerplaatje of metaaldraad, kan corrosievlekken veroorzaken of gaan krassen.
  • Nagellak, zelfklevende etiketten en plakband zijn niet bestand tegen de tijd en veroorzaken bovendien chemische schade aan het object.