Oorlogsdagen. Overleven in bezet Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Een paar mannenklompen op een perron met vluchtelingen. Een jongetje dat te drinken krijgt van een man in uniform. Een andere man in uniform kijkend naar de fotograaf. Iedereen vertwijfeld. De omslagfoto van het boek van Pieter Serrien toont ons een opname van één seconde uit het leven van een groep mensen, wellicht door het toeval daar op dat moment bijeengebracht. Het feit dat zij daar staan heeft niet zozeer te maken met keuzes die zij zelf gemaakt hebben, maar meer met wat hen overkomt. Regeringen van verschillende landen in Europa en hun legerleiders nemen beslissingen waarvan de gewone man de gevolgen ondergaat. Zowel zijn doen en laten als zijn gevoelens zijn niet langer een gevolg van zijn keuzes, maar van hetgeen ver boven zijn hoofd beslist wordt.

De mensen op de omslagfoto lijken model te staan voor de schrijvers van de dagboeken die Pieter Serrien gebruikt heeft om zijn verhaal van de mensen in Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog te stofferen. In 2011 kwam de auteur een vijftigtal dagboeken van Vlamingen uit de Eerste Wereldoorlog op het spoor. Sommige waren uitgegeven, andere vond hij als manuscript in archieven of bij particulieren. Daarvan weerhield hij er 32, op basis waarvan hij dit boek schreef. Dat hij zijn best deed om voor een goede geografische spreiding van zijn bronnen te zorgen blijkt uit het interessante kaartje van de hand van Jane Catteeuw, vooraan in het boek. Op een kaart van Vlaanderen zijn niet alleen de dorpen en steden aangeduid waaruit de dagboekschrijvers afkomstig zijn, maar ook de administratieve grenzen die de Duitse bezetters tijdens de oorlog door Vlaanderen getrokken hadden. Het grootste deel van West-Vlaanderen was zogenaamd Operationsgebiet, waar vanaf de Slag aan de IJzer de oorlogshandelingen geconcentreerd werden. Het kustgebied van Oostende tot aan de Nederlandse grens, met inbegrip van Brugge, vormde het Marinegebiet, waar een bevelvoerende admiraal het hoogste bestuurlijke gezag uitoefende. De streek rond Kortijk en Oost-Vlaanderen vormden het Etappengebied, een zone waar de bezetters intenser toezicht hielden en druk legden op de bevolking dan in het gebied van het Generaal Gouvernement, dat zich over het grootste deel van het bezette België uitstrekte, en ook de provincies Brabant, Antwerpen en Limburg omvatte.

De dagboekschrijvers zijn van alle leeftijden. De jongsten zijn de achtjarige Alfons Van der Heyden uit Aalst en drie veertienjarige studenten uit Antwerpen en uit Meulebeke. De oudste is de achtenzeventigjarige Virginie Loveling uit Gent. Verschillende beroepsgroepen zijn vertegenwoordigd: priesters, een tramconducteur, onderwijzers, een drukker, een fruitkweker, een architect ... en zowel verhalen van stedelingen als van mensen van het platteland zijn in dit boek verwerkt. Een opvallend onevenwicht in de bronnen is de wanverhouding tussen mannen en vrouwen. Tegenover dertig mannen die zich aan een kroniek van de oorlogsjaren waagden, staan slechts twee vrouwen: de onvermijdelijke Virginie Loveling en de kloosterzuster G. uit Zeebrugge. De auteur is zich daarvan bewust en het blijkt nu eenmaal zo te zijn dat het overgrote deel van de overgeleverde oorlogsdagboeken door mannen geschreven zijn.

De auteur verwerkt fragmenten uit al deze dagboeken tot één verhaal, waaruit vooral naar voor komt hoe de schrijvers hun leven dooreen geschud zagen door de gebeurtenissen. Doorheen de feitjes en anekdotes waarvan de dagboeken aaneenhangen kijkt hij tot in de ziel van de protagonisten van zijn verhaal. Oorlogsdagen is vooral een boek over de wisselende gevoelens die de mensen in Vlaanderen hadden gedurende opeenvolgende fases van de oorlog. Het is dan ook geen toeval dat de titels van de vijftien hoofdstukken titels dragen als nerveus (tijdens de Duitse inval), verscheurd (als de vluchtelingen in Nederland in januari 1915 moeten kiezen om al dan niet terug te keren), verhit (als in augustus 1915 duidelijk wordt dat de oorlog die al één jaar duurt nog niet snel voorbij zal zijn), opgejaagd (als in het hele land arbeiders opgeëist worden) of verdwaasd (bij de bevrijding).

Zelf zien de dagboekschrijvers zelden het grote plaatje. Zij zijn in hun dorp of stad grotendeels afgesneden van objectieve berichtgeving over de internationale politiek of over wat er aan het front gebeurt. Zij ondergaan de oorlog aan den lijve en slagen er zelden in hun ervaringen te situeren in de context van veranderende machtsverhoudingen. Hun aantekeningen gaan vooral over de vele kleine en grote ongemakken die elk van hen meemaakt. Het is typisch dat de dagboekschrijvers zich telkens weer verrast tonen door wat hen overkomt. Zij slagen er niet in de onderliggende krachten te begrijpen die bepalen welk beleid de Duitse overheden ten aanzien van de bewoners van het bezette land voeren.

Hoewel Oorlogsdagen niet voor historici geschreven is, is het een professioneel geschreven boek en een degelijk historisch werk. De originele oorlogsdagboeken zijn in veel gevallen moeilijk te verteren lectuur. Uitgewerkte verhalen vind je er zelden tussen en meestal beperken de schrijvers zich tot een opsomming van gebeurtenissen. De auteur van Oorlogsdagen maakt van 32 egodocumenten een historisch onderbouwd, begrijpelijk en aangrijpend verhaal. Uit de klaaglitanieën die sommige oorlogsdagboeken zijn, haalt hij de fragmenten die het persoonlijke overstijgen, die illustratief zijn voor wat ook andere mensen in die periode meemaken en voelen of die soms een verrassend inzicht opleveren. Tot die laatste categorie behoort een fragment uit het dagboek van Jan De Belser, een onderwijzer van Berlaar Heikant, die schrijft over de Napoleontische oorlogen waar zijn voorouders precies 100 jaar eerder mee te maken hadden, en die sommigen onder hen tot duizenden kilometers van hun woonplaats voerde. Net zoals wij nu '100 jaar Eerste Wereldoorlog' herdenken, stonden sommigen in 1914 stil bij '100 jaar veldtocht naar Moskou'.

Het boek van Pieter Serrien doet je ook even stilstaan bij het lot van de dagboeken die hij als bron gebruikte. De schrijvers ervan vonden hun verhalen blijkbaar belangrijk genoeg om er jarenlang hun energie in te steken. Mogelijk deden enkelen dat met de bedoeling later een boek uit te geven over hun ervaringen. Na de oorlog werden de teruggekeerde frontsoldaten de helden van hun stad of dorp. De overlevenden in het bezette land hadden allemaal hetzelfde meegemaakt, en de belangstelling voor het verhaal van tijdgenoten was onvoldoende om de dagboekschrijvers er toe aan te zeten hun werk daadwerkelijk uit te geven. Wat zouden de bejaarde drukker Nicolaas Theelen uit Tongeren, de achtentwintigjarige wijnhandelaar Felix Boon uit Leuven of de zeventienjarige student Herman Bossier uit Brugge er destijds van gevonden hebben dat hun werk nu samen met dat van grote namen als Karel Van de Woestijne, Stijn Streuvels of Virginie Loveling uitgegeven en vooral gelezen wordt ?

Pieter Serrien, Oorlogsdagen. Overleven in bezet Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Manteau, 2013, 495 p., ISBN 978 90 223 2872 9

Boekrecensie: Rombout Nijssen

----

Op de WOI-pagina van FARO posten we de volgende maanden geregeld recensies van een opvallend, inspirerend of innoverend boek over de Groote Oorlog. Voor deze recensies doen we een beroep op erfgoedwerkers van diverse pluimage, van de echte WOI-specialist tot de geïnteresseerde leek.
 

faro
Eerste Wereldoorlog