26 september | Europese Dag van de Talen (3): Schaverdaine zain plizanter

schaatser in een 14de eeuw manuscriptDe Nederlandse taal is iêl gevariëerd. Et Nederlands wörd gesproke deur mense van over iêl de wereld, van Liêwarden over Aentwaerpe tot in Paramaribo, mor ze dùng dad overal iêlemol aenders. Ons dialecte zen een bizonder rijk cultureel aerfgoed, da miêr dan oêt teveuren ons aandacht verdingd. Dialecte zen namelijk volwaardige tale, meh nen eige woordeschat en nen eige grammatica.

't Aentwaerps is vandaag den dag ïên van de miêst bloeiende dialecte van Vlaandere. D'Aentwaerpse taal leefd ni alliên ùp straat, mor oêk in et theater, de cinema, de comedy en de muziek. 't Is dan oêk gin wonder da' de rijkdùm van d'Aentwaerpse taal deur iêl wad artiste wörd gebrökt.

Ùmda we zù fier zen ùp ons Aentwaerpse taal en da' gere laten oêre, organiseer et Stad een week van et dialect meh een kleurrijk palet on festiviteiten in et Aentwaerps …”

Met dit officiële persbericht lanceerde de stad Antwerpen een jaar geleden haar Ode on ’t Aentwaerps, een zevendaags cultuurfestival waarin het Antwerps dialect centraal stond. Cultuurschepen Philippe Heylen hoopte toen dat het Antwerps eindelijk de eer zou krijgen die het verdient: “Dialecten hebben veel cultuurhistorische waarde, maar er bestaan ook vooroordelen. Onze ode moet het voor eens en altijd duidelijk maken: dialect is niet plat, niet ongepast, niet minderwaardig. Integendeel.” Een pleiade aan lokale artiesten met een Vlaamse reputatie werd toen opgetrommeld om die evenwaardigheid van dialect en normtaal in Vlaanderens grootste (haven)stad kracht bij te zetten. De prominentste van deze artistieke sinjoren was Gaston Berghmans. Toen hij gevraagd werd naar zijn favoriete dialectwoord, noemde hij o.a. de woorden plizant en schaverdijnen.

Schaverdijnen is/was Antwerps voor schaatsen, maar het woord komt ruim verspreid van aan de kust tot aan de Dijle voor. Het staat echter al geruime tijd onder druk door het oprukken van het noordelijke schaatsen, dat het ook tot standaardtaalwoord heeft gebracht. In zowat alle dialecten in Vlaanderen wordt tegenwoordig (ook) van schaatsen gesproken. In het noorden van Oost-Vlaanderen en van de provincie Antwerpen is dat zelfs het enige nog bekende dialectwoord. En ook de Limburgs-Hagelandse tegenhanger van de schaverdijn, wordt al geruime tijd amper nog gebruikt. In het meest oostelijke deel van Vlaanderen sprak men immers van schrikschoenen (in Haspengouw en het Rijland eertijds ook al vervormd tot schritschoenen/Schrittshuhe). Dat woordje schrik- in deze samenstelling vinden we ook nog in schrikkeljaar. Het is afgeleid van het Middelnederlandse werkwoord scricken, met als betekenis ‘grote stappen zetten’ of ‘sprongsgewijs vorderen’. De schaverdijn hebben we aan het Frans ontleend, zo luidt de algemene opvatting, en wel aan het woord savat dat oude schoen betekent. Er is een verkleinwoord van gemaakt door –ijn erachter te plakken en de sch- van voren zou er gekomen zijn onder invloed van het werkwoord schaven. En ook het standaardtaalwoord schaats is allesbehalve van eigen bodem. Het gaat terug op het Oudfranse escache, dat ‘stelt’ betekent. Een schaats was immers lange tijd een met ondergebonden ijzers verhoogde schoen.

Toen het vroegere Rijkssportcentrum in Hasselt door het Vlaams Commissariaat voor de Sport werd overgenomen, veranderde de open ijspiste in een moderne en overdekte Bloso-ijshal. Men ging echter één stap te ver door de nieuwe schaatsbaan de in Hasselt volksvreemde naam “De Schaverdijn” te geven. Eigenlijk zou dat  dus “De Schrikschoen” moeten zijn. Meteen een actiepunt voor de nieuwe Limburgse gouverneur.

Als u vandaag ook zelf nog even een Vlaamse taaldaad wil stellen, meld u dan aan als lid van de 'Terug Plezant'-club van Fons Wuyts uit Beerse. Omdat hij zich ergert aan het toenemende gebruik van het woord leuk in Vlaanderen, wil Wuyts alle Vlamingen ertoe bewegen om (opnieuw) plezant te gebruiken, met name ook in formele standaardtaalsituaties. Voorlopig is dat laatste tegen de beschrijving van alle AN-woordenboeken in, die plezant categoriseren als een in Vlaanderen algemeen gangbaar maar informeel spreektaalwoord.

In dat ‘informeel’ zit ‘m het venijn van deze kwestie. Woordenboekmakers zeggen immers doorgaans niet normerend te willen zijn, maar in hun boek enkel de taalrealiteit van het moment te beschrijven. Tegelijk wordt echter van taalgebruikers verwacht dat ze in hun formele taalgebruik (in geschreven taal en in officiële situaties) woorden bezigen die reeds als formeel Nederlands erkend zijn. Daarbij wordt in onderwijs en taalzorg gretig geschermd met de labels in woordenboeken. Het woord plezant wordt dus door woordenboekredacties niet als algemeen Nederlands gelabeld, omdat het door (Vlaamse) taalgebruikers niet in formele situaties wordt gebruikt en tegelijk doen Vlaamse taalgebruikers dat niet, omdat leraren en taaladviseurs hen met het woordenboek in de hand erop wijzen dat plezant niet aanvaard is als  algemeen Nederlands. Om plezant dus in van Dale en co. dezelfde status te bezorgen als leuk, zal er eerst wat burgerlijke taalongehoorzaamheid in Vlaanderen aan te pas moeten komen. Enkel als plezant ook voldoende ruim en hardnekkig in officiële situaties blijkt gebruikt te worden, zal het tij kunnen keren. Taalverandering als verzetsdaad tegen de normerende elite: plezant toch? Aan de VRT zal het alvast niet liggen, want “Kampioen zijn” is daar al negentien jaar lang seizoen na seizoen en herhaling na herhaling “plezant, mij gedacht”. En in Nederland is er ook alvast één medestander opgedoken. Op zijn weblog bekende Ben van Balen immers onlangs het helemaal eens te zijn met Wuyts’ actie. “Taal is ook een manier om je identiteit te tonen, dus het nastreven van behoud van het idioom is prijzenswaardig”, aldus Van Balen. Maar het had evengoed een uitspraak van Philippe Heylen kunnen zijn.

Rob Belemans