Namen in het Landschap Fase 2

Met ‘Namen in het landschap’ lanceert het Passchendaele Museum een nieuw onderzoeksproject. De focus ligt op Canadese militairen, die vermist werden tijdens de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen. Het museum kon aan de hand van originele Canadese bronnen 1.413 van de 6.928 Canadezen, wier namen op de Menenpoort staan, opnieuw een tastbare plaats in het landschap geven.

I. Het project

In België staan meer dan 102.000 namen uit het voormalige Britse Rijk op vermistenmonumenten, doorgaans in Vlaanderen. Op het grootste van die monumenten, de Menenpoort in Ieper, zijn dat meer dan 54.000 militairen. Op Tyne Cot Memorial bij Passendale staan nog eens 35.000 namen gebeiteld. Alle 6.928 Canadezen  die in Vlaanderen vermist raakten, staan op de Menenpoort. Ze hebben geen gekend graf, werden niet geborgen of konden niet positief geïdentificeerd worden.

Vandaag bezoeken nabestaanden nog steeds de locaties waar hun familielid vocht of sneuvelde. Naast de eigenlijke begraafplaatsen en de monumenten die aan de oorlog herinneren, hebben minder evidente plekken vaak een grote symbolische betekenis. Vooral wanneer een familielid geen gekend graf heeft, is het belangrijk om de locatie waar de militair sneuvelde of vermoedelijk werd begraven zo exact mogelijk te bepalen. Zo kan de familie de plek bezoeken, als herdenkingsplaats.

Het Passchendaele Museum ging daarom op zoek naar zoveel mogelijk sterfte- of begraafplaatsen van Canadese vermisten. Het is de essentie van het project Namen in het Landschap.

II. De bronnen

Het project beperkt zich gezien onze bronnen tot Canadese vermisten: de Commonwealth War Graves Registers en de Circumstances of Death Registers. Voor zover geweten zijn deze Canadese archiefreeksen uniek. Sinds enkele jaren zijn de bronnen digitaal raadpleegbaar op de website van Library and Archives Canada, onze partner in dit project.

De bronnenreeksen bevatten sporadisch informatie over de initiële begraafplaats of sterfteplaats van een militair. Het zijn plaatsnamen en coördinaten die refereren naar punten op Britse frontkaarten. Met enig voorbehoud toont dit vrij exact de plaats waar een gesneuvelde tijdens de oorlog werd begraven. De locatie geeft inzicht in hoe iemand om het leven kwam.

  • Commonwealth War Graves Registers

De Commonwealth War Graves Registers bevatten voor elke Canadese gesneuvelde uit de Eerste Wereldoorlog de locatie waar iemand werd begraven of op welk gedenkteken hij wordt herdacht. Naast de plaats van herdenking geeft elke fiche een overzicht van de correspondentie met de naoorlogse ontgravingsdiensten en de naaste familie.

Met ‘Namen in het landschap’ lanceert het Passchendaele Museum een nieuw onderzoeksproject. De focus ligt op Canadese militairen, die vermist werden tijdens de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen. Het museum kon aan de hand van originele Canadese bronnen 1.413 van de 6.928 Canadezen, wier namen op de Menenpoort staan, opnieuw een tastbare plaats in het landschap geven. 

  • Circumstances of Death Registers

De Circumstances of Death Registers bevatten informatie over de omstandigheden waarin een Canadese militair sneuvelde. Indien beschikbaar, meldt het document de initiële begraaf- of sterfteplaats van de betrokkene. Deze informatie werd opgesteld op basis van verslagen en getuigenissen van officieren en rapporten van de eenheden die de gesneuvelden begroeven. Hoewel de informatie op deze fiche meestal bondig is, is ze van cruciaal belang. Het is immers de enige informatiebron die een relatief gedetailleerd beeld geeft van hoe individuen aan hun einde kwamen.

  • Attestation papers 

De Attestation Papers lijsten persoonlijke informatie van de oorlogsvrijwilligers op. Het document wordt opgesteld op de plaats van indiensttreding. Het bevat de naam en het adres van de rekruut, de naam van diens naaste verwant, geboortedatum en -plaats, beroep, ... De Attestation Papers zijn enkel van toepassing voor Canadese oorlogsvrijwilligers. Met de invoering van de dienstplicht in 1917, werd afgestapt van het formulier.

III. Ruim 1.400 Namen in het Landschap

Met behulp van vrijwilligers van het Genootschap Passchendaele Society 1917, digitaliseerden en inventariseerden we de gegevens van alle 6.928 Canadezen op de Menenpoort uit bovengenoemde bronnen. Bij meer dan 1.400 gesneuvelden - ruim 20% - van de Canadezen - achterhaalden we waar een militair de dood vond of oorspronkelijk begraven werd. 

Het in kaart brengen van deze locaties betekent evenwel niet dat de stoffelijke resten van die vermiste Canadezen er fysiek kunnen teruggevonden worden. Het is namelijk moeilijk in te schatten in hoeverre de gegevens in de genoemde archieven als correct mogen beschouwd worden. Getuigenissen moeten steeds kritisch gelezen worden: er kunnen immers fouten gemaakt zijn bij de plaatsbepaling, het overschrijven van de gegevens en andere slordigheden. Bovendien zijn heel wat lichamen na de oorlog teruggevonden, maar konden deze niet geïdentificeerd worden. Maar zoals eerder aangehaald, vormen deze bronnen vaak een laatste spoor. Het zijn de enige geschreven bronnen die per militair, ongeacht rang, een systematische indicatie geven waar iemand verdween of begraven werd.

IV. Online toegankelijkheid

We trachten de herinnering aan de oorlog bij de lokale bevolking levendig te houden. Tussen Ieper en Passendale kon een militair letterlijk in je achtertuin gesneuveld zijn. Doordat we op het geoportaal persoonsgebonden data koppelen aan geografische data, willen we mensen aansporen om hun buurt op een andere manier te benaderen. Ook op internationaal vlak willen we bewustwording aanzwengelen. Door data uit de archieven en masse te ontsluiten en alle locaties op een online kaart te plaatsen, kunnen nabestaanden, waar ze ook wonen, op zoek gaan naar het lot van hun in Vlaanderen verdwenen voorvader. Bezoekers kunnen militairen vinden op naam, datum van overlijden, beroep, eenheid of plaats van overlijden. Al deze parameters kunnen gecombineerd worden om de zoekopdracht zoveel mogelijk te verfijnen. De interactieve kaart wordt omkaderd door een online expo. De expo ontsluit de opzet en resultaten van het project en geeft historische duiding bij de doortocht van de Canadese troepen in Vlaanderen tijdens WOI.

De interactieve kaart is participatief. We nodigen bezoekers uit om info te delen. Beschikken bezoekers over unieke verhalen, anekdotes of beeldmateriaal van een militair? Dan kunnen ze deze delen op het portaal. Zo bouwen ze mee aan een platform voor nabestaanden, geïnteresseerden, onderzoekers, musea, … En helpen ze hen herinneren en hun verhalen bewaren voor de toekomst.

Projectresultaten

Met behulp van vrijwilligers zwoegde de projectmedewerker tijdens de tweede fase door de Attestation Papers. De gedigitaliseerde gegevens van alle Canadese namen op de Menenpoort, lieten ons toe een compleet sociaal profiel te schetsen van de Canadese oorlogsvrijwilliger. 

I. An army of immigrants 

  • Geboorteland

Bij het bestuderen van de adressen van de nabestaanden op de ommezijde van de Commonwealth War Graves Register kregen we al snel het vermoeden dat de Canadese oorlogsvrijwilligers voor een groot deel uit immigranten bestond. Onze voorgevoelens werden bevestigd, wanneer we de geboorteplaatsen, vermeldt in de Attestation Papers, op een rijtje plaatsten. 

We identificeerden in totaal 57 verschillende geboortelanden. Het gaat hier voor alle duidelijkheid om hedendaagse landen, waarbij we het Verenigd Koninkrijk opdelen in Engeland, Noord-Ierland, Schotland en Wales. In dit opzicht beschouwen we de autonome Britse kroondomeinen, zoals de Kanaaleilanden en Bermuda, eveneens als aparte naties. 

Naoorlogs onderzoek toonde reeds aan dat de eerste lichting Canadese vrijwilligers voor een groot deel uit immigranten bestond. Uitgaande van onze steekproef lijkt deze vaststelling op te gaan voor alle lichtingen van de Canadese oorlogsvrijwilligers.

 

Pas 38,15% van de vrijwilligers werden geboren in Canada. 35,51% zag het levenslicht in Engeland, 13,58% in Schotland, 4,58% in (Noord-)Ierland en 1,24% in Wales. Wanneer we al deze cijfers optellen, leren we dat nagenoeg 55% van de militairen werd geboren op de Britse Eilanden. Met andere woorden behoorde meer dan de helft van alle Canadezen op de Menenpoort tot een eerste generatie, voornamelijk Angelsaksische, immigranten. Pas 138 militairen, 1,99%, van de oorlogsvrijwilligers waren afkomstig van het Europese vasteland. Elf personen werden geboren in België. Ondanks de immer aanwezige nood aan manschappen, stond het Canadese Expeditiekorps weigerachtig om niet-Engels- of Franstalige immigranten te rekruteren. Onderzoek van Richard Holt wees uit dat de gemiddelde immigrant pas na de zomer van 1916 dienst nam. De Slag aan de Somme doet het aantal vrijwilligers terugvallen. Om de rangen opnieuw aan te vullen, werden schoorvoetend niet-Engelstaligen toegelaten. Het gebrek aan nieuwe vrijwilligers wordt pas pijnlijk echt duidelijk tegen 1917. Dit noopte het Canadese Expeditiekorps om nieuwe bronnen aan te boren. ‘De Canadese regering voert op 29 augustus 1917 de dienstplicht in. Naast buitenlanders werden nu ook gevangen gerekruteerd. Toch werd niet het gehele potentieel benut. Ondanks het nijpende tekort aan manschappen en de rekrutering van misdadigers, zou er een blijvend stigma hangen over het rekruteren van immigranten, zwarte Canadezen en Aziaten.  Hoewel hun belang voor de Canadese economische groei immens was, werden niet-Engelstalige immigranten vaak met argwaan bekeken, ze zouden de democratische waarden van de Canadezen niet delen en werden niet als volledige Britse onderdanen gezien. Ook Russen, (Midden- en Oost-Europese) Joden, Oekraïners, Polen of Grieken moesten het ontgelden.  

Veruit het meest opmerkelijke geboorteland van één van de Canadezen op de Menenpoort is Duitsland. Hoewel we verschillende nakomelingen van Duitse immigranten kunnen identificeren, is een in Duitsland geboren geallieerde militair op zijn minst merkwaardig te noemen. We vermelden reeds Felix Bopp, wiens vader in Kaufbeuren, Beieren woonde. Hoewel Felix zich uitgaf als Zwitser werd hij onmiskenbaar in 1894 te Kaufbeuren geboren. De jongeman emigreerde in maart 1913 naar Noord-Amerika om er te gaan boeren. Felix zal uiteindelijk in mei 1916 dienst nemen in het Canadese Korps. Hij wordt ingedeeld bij de Princess Patricia's Canadian Light Infantry. Op 30 oktober 1917 wordt de pas 23-jarige Duitse Canadees als vermist opgegeven. 

  •  Continentaal

Wanneer we kijken naar het continent van oorsprong, wordt al snel duidelijk dat een overgrote meerderheid van de vrijwilligers afkomstig was van het westelijk halfrond. 59,96% werd geboren in Europa. 41,93% in Noord Amerika. 

Pas 1 op 100 werd geboren in Azië, Oceanië, Afrika of Zuid Amerika. In veruit de meeste gevallen gaat het hier om zonen van Angelsaksische kolonialen. Uitzonderingen hierop zijn Teizo Nishioka en Hikotaro Koyanagi. Teizo en Hikotaro, behoren tot de duizenden Japanners die rond de eeuwwisseling naar Canada emigreren. Op zoek naar een betere toekomst. Velen trekken naar British-Columbia. Zo ook Teizo en Hikotaro. De Japanse immigranten hebben weinig rechten, mogen niet stemmen en kunnen bepaalde beroepsgroepen niet uitvoeren. 

Aziaten in British-Columbia worden tijdens de oorlog vaak uitgesloten uit het leger. Meer dan 200 Japanse Canadezen trekken naar oostelijke staten om toch dienst te nemen.  Teizo meldt zich aan in Saskatchewan, waar hij werkt als hotel portier. Hij wordt ingedeeld bij de Canadian Mounted Rifles. Hikotaro Koyanagi, een visser woonachtig in Vancouver, neemt dienst in Calgary, Alberta. 

Op 2 juni 1916, de eerste dag van de Slag bij Mount Sorrel, wordt de 25-jarige Teizo dodelijk getroffen door shrapnel. Hikotaro sneuvelt op 26 oktober 1917 voor Passendale. Teizo en Hikotaro behoren tot de 54 Japanse immigranten die sneuvelen voor Canada. Ondanks de inzet voor hun aangenomen land krijgen Japanse Canadezen pas in 1949 in het recht om te stemmen. 

  • Provinciaal 

Van alle Canadezen is bijna de helft afkomstig van Ontario, de dichtst bevolkte provincie van Canada. Ontario wordt gevolgd door Quebec (13,31%), Nova Scotia (12,02%), Manitoba (8,2%), New Brunswick (7,9%), British Columbia (2,46%), Prince Edward Island (2,19%), Saskatchewan (2%), Newfoundland and Labrador (1,66%) en Alberta (1,59%). Ontario en Quebec zijn de meest bevolkte provincies van Canada. Ontario telt in 1911, zo’n 2,5 miljoen inwoners. Quebec volgt met ca. 2 miljoen inwoners. 

Hoewel Quebec de op één na best vertegenwoordigde provincie is, is het verschil tussen Ontario (48.66%) en Quebec (13,51%) groot. Het verschil kan misschien deels te verklaren zijn door het tweetalige karakter van de provincie. In 1911 is 69% van de bevolking Franstalig. In Franssprekende middens stond de oorlog niet op het voorplan. Het aanvankelijk enthousiasme in 1914 bekoelde even snel als het gekomen was.  Van de drie Frans-Canadese eenheden: het 60th, 41st en 22nd Battalion, kon enkel het 22nd (French Canadian) de oorlog eindigen als exclusief Franstalige eenheid. Het 41st werd opgedoekt en het 60th werd bij gebrek aan nieuwe rekruten aangevuld met Engelstaligen. Hierdoor verdween het francofone karakter van de eenheid. Hoe langer het conflict aansleepte, hoe meer de Franse opinie zich tegen oorlog keerde. In de zomer van 1917 stemde nagenoeg ieder Franstalig  parlementslid tegen de dienstplicht. In Quebec kwam het bij de invoering van de dienstplicht zelf tot rellen.  

De kloof tussen Frans- en Engelstaligen was niet de enige breuklijn bij de rekrutering. De oorlog werd naast een hoofdzakelijk ‘Britse’ aangelegenheid, beschouwd als een stedelijke oorlog. De bewering van Tim Cook dat de oorlog een Big-City War was, gaat alvast op in het geval van Saskatchewan. Hoewel de qua inwoners derde provincie van Canada in 1911 tot 40.000 meer inwoners telt dan Manitoba, bemerken we opvallend minder Saskatchewanians op de Menenpoort. Pas 2,00% Saskatchewanians tegenover 8,20% Manitobians. Saskatchewan is een rurale provincie. Ruim één op zeven woonde er op het platteland. In de westelijke prairieprovincie wonen in 1911 tot viermaal meer mensen op het platteland dan in Manitoba.  

In dat opzicht mag het grote aandeel Ontarians ons niet verbazen. Ontario is in 1911 veruit de meest verstedelijkte provincie, iets meer dan de helft van de bevolking woont in er verstedelijkt gebied.

Opvallend is het grote aandeel van Nova Scotians op de Menenpoort. Pas 4 op de 10 wonen er in de stad. Nova Scotia is in 1911 goed voor 6,83% van de Canadese bevolking.  Toch levert de provincie 12,02% van alle vrijwilligers op de Menenpoort, nagenoeg evenveel als Quebec, dat tot viermaal meer inwoners telt dan Nova Scotia.  

  • Verenigde Staten

2.905 jongens werden geboren in Noord-Amerika. 2.645 in Canada, 243 in de Verenigde Staten en 17 in de Caraïben. Volgens Tim Cook nemen ongeveer 40.000 Amerikanen dienst in het Canadese Expeditieleger. Bijna 10% van de strijdmacht.  Deze cijfers gaan alvast niet op voor de Menenpoort. De 243 Amerikanen zijn pas goed voor 3,51% van onze steekproef. Ze waren afkomstig uit 41 verschillende staten en uit Washington D.C. 

New York, Massachusets en Michigan voeren het peloton aan, gevolgd door Minnesota, North Dakota, Wisconsin, Illinois, Ohio, … De noordelijke staten zijn veruit het best vertegenwoordigd. Vrijwilligers geboren ten zuiden van de Mason–Dixon line zijn schaarser.

II. Van barrister tot bartender

We verzamelden eveneens de beroepen van de oorlogsvrijwilligers uit de Attestation Papers. De immense verscheidenheid aan metiers deelden we in volgens beroepsgroepen in zes sociale groepen. De onderverdeling stelt ons in staat om het veelvoud aan beroepen te klasseren en de bekomen gegevens te vergelijken.

We bemerken dat een groot deel van de oorlogsvrijwilligers uit de lagere klasse en de lagere middenklasse komt. De lagere klasse en lagere middenklasse in onze steekproef zijn goed voor 70,78%, maar liefst zeven op de tien van de totale populatie. Onze steekproef kent nagenoeg geen aanwezigheid van werklozen of scholieren. Een verklaring van de relatief kleine groep scholieren kan te wijten zijn aan het beperkte aantal tieners in de rangen van de Canadese vrijwilligers op de Menenpoort.  

Hoewel een minderheid behoorden 29,08% van de vrijwilligers, nagenoeg één derde, tot de hogere middenklasse of de elite. 

We kunnen besluiten dat het merendeel van de Canadese oorlogsvrijwilligers uit de lagere middenklasse kwam. Goed voor maar liefst 42,47%. De lagere klasse, bestaande uit ongeschoolde arbeiders, was goed voor 28,31% van de vrijwilligers. De hogere middenklasse en de elite leverden respectievelijk 21,95% en 7,13% van de totale groep. Het aandeel beroeps- en werklozen was verwaarloosbaar. Samen waren ze pas goed voor 0,14%. 

III. Evolutie in aantallen vermisten met sterfte- of begraafplaats

  • Consolideren 

Met behulp van vrijwilligers digitaliseerden en inventariseerden we de gegevens van alle 6.928 Canadezen op de Menenpoort uit bovengenoemde bronnen. Bij meer dan 1.400 gesneuvelden - ruim 20% - van de Canadezen achterhaalden we waar een militair de dood vond of oorspronkelijk begraven werd. Wanneer we ons terug focussen op het aantal vermisten met begrafenisgegevens over de drie oorlogsjaren heen, zien we een duidelijk verschil tussen 1917 en de voorafgaande jaren.

In 1915 en 1916 zaten de Canadezen in het defensief. Ze werden teruggedrongen onder aanhoudende Duitse aanvallen. 

In 1915 werden 1.764 Canadezen vermist. Slechts 233, of 13%, van hen beschikten in hun documenten over een sterfte- of begraafplaats. Maar liefst 2.612 Canadezen werden vermist in 1916. Bij 445, of 17%, van hen vonden we gegevens over een begraaf- en/of sterfteplaats. Een lichte stijging in vergelijking met 1915.

In 1917 consolideerden de Canadezen de hoogtes bij Passendale. Van de 2.552 vermisten beschikten 735 militairen, 29%, over een plaats in het landschap. Bij Passendale vinden tot 65% meer begravingen plaats dan in 1916 en tot driemaal meer dan in 1915. 

Wie het slagveld bezat, kon de doden schijnbaar makkelijker registreren en begraven. Doch dit is verre van de enige doorslaggevende factor. 

  • Systematiseren

Bij het uitbreken van de oorlog waren de strijdende partijen amper voorbereid op de schaal van het conflict. Er ontbraken eenduidige regels. Naarmate het conflict vorderde, werd ieder segment van de oorlog gesystematiseerd. Ook de omgang met de doden werd aan strakke regels onderworpen.

Een eerste aanzet tot systematisering kwam er pas in maart 1915. Fabian Ware, de latere oprichter van de Imperial War Graves Commission, kwam dan aan het hoofd te staan van een mobiele eenheid, die de graven van Britse militairen markeerde en identificeerde. Hun werk, hoe waardevol ook, was een druppel op een hete plaat.  

Vanaf 1917 vervoegden Burial Officers de Britse Legerkorpsen. Ze gingen in de frontsector op zoek naar gesneuvelden. De lichamen werden verzameld op aangewezen begraafplaatsen. Ieder graf werd gemarkeerd, geregistreerd en de persoonlijke bezittingen van de doden werden verzameld. Tegen de Slag bij Vimy in april 1917, werden begravingen al veel efficiënter uitgevoerd. Een blijvende zorg voor de graven werd een maand later verzekerd met de oprichting van de Imperial War Graves Commission. Een evolutie die zich in de cijfers lijkt te manifesteren in een duidelijk groter aantal vermisten met een sterfte- of begraafplaats in 1917.

IV. Uitbouw van een participatief geoportaal en digi-expo

  • Creatie van open data

De data van het project Namen in het landschap, maar ook aanvullende geodata vanuit onze eigen collecties, wordt ontsloten en openbaar gemaakt. Als open museum streven we ernaar om onze onderzoeksresultaten en collecties uit te dragen. Zo werd de data van alle 6.928 Canadese militairen op de Menenpoort verrijkt in een JSON en CSV bestand. Deze bestanden zijn integraal downloadbaar op onze website. 

Het Passchendaele Museum streeft ernaar een open museum te zijn. Vandaar dat het museum een usecase ontwikkeld voor de toepassing van OSLO. Zo hopen we te kunnen bijdragen aan het faciliteren van een kennisnetwerk tussen (WOI) erfgoedinstellingen, met als OSLO als uitwisselingsstandaard. De NIHL dataset wordt als basis gebruikt om persoonsgegevens en geografische data als OSLO erfgoeddata uit te drukken.  

We baseerden ons voor dit onderzoek op open data van de Commonwealth War Graves Commission en Library and Archives Canada, die wij in de eerste fase verrijkten. Op onze beurt willen we ons steentje bijdragen aan het historisch onderzoek over WOI in Vlaanderen door onze data openbaar te maken. We hebben het mogelijk gemaakt om onze collectie Belgische, Duitse en Britse luchtfoto’s en frontkaarten te ontsluiten op het geoportaal. Frontkaarten en luchtfoto's worden gegeorefereerd en kunnen nadien als een laag bovenop de interactieve kaart gelegd worden. Het openbaar maken van deze geodata kan nuttig zijn, als hulpmiddel voor het bepalen van archeologische verwachtingen bij bouwwerkzaamheden of als leidraad voor nieuwe toeristisch-recreatieve productontwikkeling. Deze rasterdata, aangevuld met eigen vectordata, bieden we de erfgoedgemeenschap, maar ook aannemers, architecten of archeologen aan via WMS-links, zodat onze kaarten binnengehaald, geraadpleegd en verwerkt worden binnen hun eigen geo-omgeving. We willen een gemakkelijk aanspreekbare en betrouwbare partner zijn binnen de erfgoedwereld, maar ook daarbuiten. We denken verder dan onze eigen werking en willen zodoende verworven kennis en collectie direct beschikbaar stellen voor andere diensten en sectoren.

We zijn tevreden met de resultaten van het geoportaal. Het geoportaal slaagt erin om geografische gegevens op een budgetvriendelijke manier te ontsluiten via Leaflet, een open-source JavaScript bibliotheek voor interactieve kaarten. In het werkveld is er veel interesse in gelijkaardige applicaties. We vangen echter op dat het ontwikkelen van een budgetvriendelijk geoportaal voor collega erfgoedinstellingen niet altijd even gemakkelijk is. We zijn bereid om onze opgedane kennis te delen. Het project kan dienen als een voorbeeld binnen de sector.

  • Virtuele tentoonstelling

Een digitale expo fungeert als een toegangspoort voor het geoportaal en het museum. Om de bezoeker van het geoportaal te voorzien van achtergrond, inleiding en verdieping ontwikkelden we een digitale expo, gelinkt aan het geoportaal. De virtuele tentoonstelling dient als educatieve tool en heeft het voordeel dat het een brede internationale gemeenschap kan bereiken. 

Tijdens de tweede fase werd het wetenschappelijk onderzoek uit de eerste fase gedestilleerd naar laagdrempelige publieksteksten. De focus ligt op beeldende verhalen. Zo weinig mogelijk tekst om het zo publieksvriendelijk mogelijk te houden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beeldende, publieksverhalen en inhoudelijke verhalen. Naast het algemene verhaal van Canada in WOI en in Vlaanderen, worden ook de resultaten van het onderzoek op een wervende, toegankelijke  manier ontsloten. Het verhaal werd gekaderd met beelden aangereikt door onze Canadese partners in het project. 

Voor het ontwikkelen van een virtuele expo wonnen we inlichtingen in bij collega’s in de sector, die reeds gelijkaardige modules ontwikkelden. Na overleg kozen we ervoor om onze digi-expo’s met Craft CMS vorm te geven. Zo kunnen we in de toekomst zelf kosteloos nieuwe digi-expo’s, beelden en tekst uploaden. 

  • Recreatieve routestructuren

Tijdens de tweede fase ontwikkeleden we verschillende wandelroutes, dwars door de Canadese slagvelden in Vlaanderen. We willen bezoekers stimuleren de voormalige slagvelden te verkennen en er de talrijke persoonlijke verhalen te ontdekken. Als open museum dat de link legt met landschap willen we bezoekers het landschap laten ontdekken als drager van geschiedenis. De wandelroutes werden ontsloten via brochures in het museum zelf, via het geoportaal en de website, maar zijn ook vrij downloadbaar via wandel -en fietsapps, als Komoot en Routeyou. Ook willen we deze routes ontsluiten op de Erfgoedapp. Dit om een zo breed mogelijk publiek te bereiken. En om dit publiek toe te leiden naar de slagvelden. 

Partnerorganisaties

Voor het project werd een memorandum of understanding getekend met Library and Archives Canada.

Praktische info

Looptijd van
Looptijd tot
Organisatienaam
Passchendaele Museum
Contactpersoon
Simon Augustyn
Adres
Berten Pilstraat 5A
8980 Zonnebeke
Telefoon
051 77 04 41
Financieringsbron(nen)

De totale kost van het project was 100.000 euro. Het project werd gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.