Congo aan den Yser: tragiek en heroïek van de underdog

Cover Congo aan den Yser

Op de WOI-pagina van FARO posten we de volgende maanden geregeld recensies van een opvallend, inspirerend of innoverend boek over de Groote Oorlog. Voor deze recensies doen we een beroep op erfgoedwerkers van diverse pluimage, van de echte WOI-specialist tot de geïnteresseerde leek. De eerste bijdrage komt uit eigen huis. Aan het woord is Jeroen Walterus, over Congo aan den Yser van Griet Brosens.

Ik had er nog nooit van gehoord, van het ‘Instituut voor Veteranen - Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers’ (IV-NIOOO). Het werd opgericht vlak na de Eerste Wereldoorlog, en “drukt de nationale erkentelijkheid van België uit voor alle personen die hun gezondheid, leven of tijd opofferden en opofferen voor de natie tijdens grote conflicten.” Conflicten die we allemaal kennen, zoals de twee wereldoorlogen, de Korea-oorlog, maar ook recente buitenlandse missies voor België, de Europese Unie, de VN of de NAVO. Het Instituut voor Veteranen-NIOOO is een federale instelling en valt onder de minister van Landsverdediging. Het Instituut heeft drie basisopdrachten: terugbetaling van medische zorgen, morele en sociale ondersteuning, en "het doorgeven van Herinnering". Deze laatste opdracht uit zich in de werking rond herinneringseducatie, vooral voor scholen. Jaarlijks organiseert het Instituut voor Veteranen een herinneringsreis voor leerlingen naar Auschwitz.

De auteur, Griet Brosens, werkt als historica bij het Instituut voor Veteranen waar ze zich bezighoudt met herinneringseducatie. In de hele herdenkingshausse rond de Eerste Wereldoorlog focust zij op een heel apart en wat verborgen thema: de Congolese soldaten die in België meevochten in de Groote Oorlog. Ze waren zeldzaam, een soort curiositeit, en net als vele Vlaamse jongens tuimelden ze als vrijwilligers en stoemelings in de hel van de loopgraven. Terwijl Frankrijk en het Britse rijk niet aarzelden om tienduizenden soldaten uit hun kolonies de loopgraven in te jagen, koos België daar niet voor. De door de auteur geciteerde redenen hiervan in een reflectie van de toenmalige Belgische minister van Koloniën, Jules Renkin, drukken op een subtiele manier de politieke en morele dubbelzinningheid uit waarmee de blanke machthebbers naar de Congolezen keken: “(…) La Colonie a déjà fait un très grand sacrifice au cours de cette guerre … De plus, je répugne à associer nos noirs aux luttes entre Européens. Cela ne peut être que fatal à la civilization et au prestige de la race blanche en Afrique. (…)” (Congo aan den Yser, p. 5)

‘Onze zwartjes’ zouden wel eens op verkeerde ideeën kunnen komen … En toch heeft een handvol jongemannen uit Congo, die via allerlei wegen in België terecht gekomen waren, vanaf augustus 1914 vrijwillig dienst genomen in het Belgisch leger. Ze werden dus niet geweigerd. Het grootste deel van hen sneuvelde of kwam om door ziekte en ontbering. De auteur brengt in dit verzorgde boek met veel illustraties, hun verhaal, en heeft daarbij aandacht voor hun persoonlijke levensloop voor én (voor de overlevenden) na de oorlog. De verhalen worden ingebed in een (soms te) uitgebreid chronologisch relaas van de militaire strijd die het leven van de frontsoldaten bepaalde. Tegen deze achtergrond van de grote militaire geschiedenis wordt de dagelijkse strijd om te overleven van de ‘Congolese soldaten’ (maar ook van de andere) vakkundig geschetst.

Het boek werd al enkele keren besproken, onder meer op Cobra.be en Knack, en kreeg de nodige media-aandacht. De recensies zijn mild, maar ook kritisch: te veel aandacht voor anekdotiek en voor de militaire kant van het verhaal. Wellicht om het verhaal meer leesbaar te maken en om de betrokkenheid van de lezer te versterken bij het lot van deze soldaten, gebruikt de auteur een semifictionele verhaalstijl waarbij ze elk van de protagonisten een gezicht geeft en in hun hoofd probeert te kijken. Op deze manier tracht ze ook de hiaten in de archieven en het gebrek aan egodocumenten op te vangen. Een beproefd concept dat aansluit bij de aanpak van de media: vertel vooral een persoonlijk verhaal, of speel het desnoods na. De tragiek en de heroïek van de oorlog spreken dan pas echt aan. Niet alleen de media, ook musea als in Flanders Fields passen deze techniek toe in hun presentatie.

Geen strak wetenschappelijke aanpak dus, maar hoe anders kan je een breed publiek bereiken met dit thema? Met een droog wetenschappelijk werk dat zich netjes binnen de lijnen van de historische kritiek beweegt? Geschiedschrijving voor het grote publiek dus. Want als je werk in de eerste plaats niet bedoeld is om je wetenschappelijke status bij een selecte groep van peers te verhogen, maar om een breed publiek een verhaal te vertellen, dan kan je kiezen voor een meer populariserende ‘jongens en wetenschap’- of ‘publiek geheim’-aanpak. Maar het zou de auteur onrecht aandoen om dit boek zomaar weg te zetten als populariserend. Zij is er wel degelijk in geslaagd om het evenwicht te bewaren tussen een wetenschappelijk verslag van een (indrukwekkend) bronnenonderzoek en de verhalende slag eroverheen. Ja, soms glijdt het misschien wat uit naar anekdotiek, maar in dit rijke boek komt u toch heel wat te weten over wat minder bekende aspecten van de Eerste Wereldoorlog, of had u ooit gehoord van ‘Birtley Belgians’ (p. 184)?

Doordat de auteur zich vastbijt in de persoonlijke levensloop van haar 32 protagonisten slaagt ze erin om soms verrassende en verborgen aspecten van de grote machinerie te onthullen, met soms pareltjes van verhalen. Het waren underdogs, terecht gekomen in een gruwelijk stukje geschiedenis.

Griet Brosens, Congo aan den Yser: de 32 Congolese soldaten van het Belgische leger in de Eerste Wereldoorlog, Manteau, 2013, 304p., ISBN 978 90 02 25196 2

Boekrecensie: Jeroen Walterus

faro
Eerste Wereldoorlog
100 jaar Groote Oorlog
groote oorlog