“Muziek van onder de gilet”: het jaar van August De Boeck

Vaak humoristisch, steeds voorzien van een groot lyrisch vermogen én meesterlijk georkestreerd. Zo wordt het oeuvre van de Vlaamse componist August De Boeck (1865-1937)  vaak omschreven. De Boeck was in de eerste helft van de vorige eeuw een van de toonaangevende musici van ons land. Anno 2012 behoort zijn werk onmiskenbaar tot het repertoire, ook in het buitenland. 75 jaar na zijn overlijden wordt hij dit jaar uitgebreid gevierd.

August De Boeck werd geboren te Merchtem op 9 mei 1865 en overleed er op 9 oktober 1937. De Boeck kreeg onderricht aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en behaalde er eerste prijzen. In 1891 behaalde hij er ook de virtuositeitsprijs voor orgel bij Alphonse Mailly. Orkesttechniek en compositie studeerde hij bij zijn vriend en privé-leraar Paul Gilson (1865-1942).

De Boeck werd leraar harmonie aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen (1909-1920) en aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel (1920-1930). Van 1921 tot 1930 was hij directeur van het Stedelijk Muziekconservatorium in Mechelen. Als organist was hij werkzaam aan de O.L.Vrouwkerk in Merchtem, aan de Sint-Bonifaciuskerk in Elsene en aan de kerk van de karmelieten te Brussel.


Op zoek naar Europese aansluiting

De Boeck schreef niet minder dan 400 composities in alle genres: vijf opera’s, waaronder Winternachtsdroom (1902) en La Route d’Émeraude (Francesca) (1913–20), een aantal schitterende symfonische werken, cantates, religieuze muziek, prachtige liederen en een reeks werken voor diverse instrumentale bezettingen.

Samen met Paul Gilson en Lodewijk Mortelmans probeerde August De Boeck zich los te maken van de al te grote invloed van  Peter Benoit en hij zocht naar Europese aansluiting.  Dit werd in de Vlaamse muziekwereld destijds gezien als een haast als revolutionaire daad.

Zoals vele van zijn generatiegenoten is De Boeck echter steeds een romanticus gebleven, met een vloeiende, mild- zangerige schrijftrant en een weelderige en kleurrijke instrumentatie.


Russische en Franse invloeden

In zijn beginperiode werd hij sterk beïnvloed door de Russische nationale school met Rimsky-Korsakov en Borodin. De in 1893 ontstane Rapsodie Dahoméenne zou De Boeck zijn meest gespeelde orkestcompositie worden. Hier bewijst de Boeck dat hij zich de lessen van Paul Gilson en de voorbeelden van de Russische meesters op een heel persoonlijke wijze had eigen gemaakt. Vrij vlug speelde ook het Franse impressionisme een rol. Maurice  Ravel verklaarde ooit dat enkele Franse liederen van De Boeck “even mooi waren als die van Gabriël Fauré”.

Een fijngevoelig man en levensgenieter

In zijn werken klinkt soms een fijngevoeligheid die hij in zijn dagelijks leven verborg. Hij uitte zich in korte, rake maar nooit kwetsende uitspraken en deze kenmerken zijn ook in zijn muziek terug te vinden. Hij was eenvoudig, oprecht en had een afkeer voor alles wat kunstmatig was. De Boeck liet zich kennen als een levensgenieter met zin voor een eerder breugheliaanse humor.

De Boeck was ongetwijfeld Vlaams voelend maar het politiek debat rond de Vlaamse cultuurstrijd interesseerde hem niet. Hij was bevriend met flaminganten maar was ook welkom in het Brussels Franstalig milieu. Hij  was graag in gezelschap van  voorname vrouwen en was tevens kind aan huis bij de monniken van Affligem en bij de karmelieten in Brussel. De Boecks hoedanigheden als mens en als componist vinden zonder twijfel hun oorsprong in het milieu van zijn geboortedorp, waarmee hij zich altijd bleef verbonden voelen.


“Niet vanonder  de gilet”

In een zeldzaam interview, enkele dagen voor zijn dood, sprak De Boeck een oordeel uit over de jongeren onder de componisten:

“Er zijn veelbelovende krachten. Maar over het algemeen mist hun werk grondige studie. Men meent te vlug dat men het zonder de  regels kan doen. Maar men moet ze kennen om ze behoorlijk te overtreden. Strawinsky zei eens aan een jong componist te onzent, die hem vroeg of het wel nodig was, fuga en contrapunt te schrijven:  ‘Leer fuga en contrapunt zolang en zoveel ge kunt!’. Het was een wijs antwoord. En dan, er is teveel maakwerk. Het komt niet ‘van onder de gilet’. Uit het hart moet het komen. En de technische kennis, de beslagenheid doen de rest… Als men technisch gewapend is, dan kan men de ingeving van het ogenblik, in al haar oprechtheid, des te beter vastleggen…

Alle info over het August De Boeckjaar vind je op de website www.augustdeboeck.be. Naar aanleiding van dit feestjaar verscheen ook de monografie ‘August De Boeck (1865-1937), componist.’

Foto:
Cover van het boek

Bekijk hieronder een filmpje met de 'Dahomeese Rhapsodie' van August De Boeck. Je kan dit ook bekijken via de toegankelijke player.

 

 

Vrije tags
muziek
Helden
herinneringscultus
componist
opera