Tijdingen uit Lemesos (dag 1) | Een trage maar gestage onderdompeling in 3D

Standbeelden in 3D

Mathias Schindler trapt de conferentie af met een spraakmakende metafoor. Door het naast elkaar plaatsen van de contrasterende concepten ‘data garden’ en ‘data graveyard', geeft hij aan dat het onderhoud van (meta)data een continue taak is. In tegenstelling tot het botanische gedrag van een tuin, ontwikkelt (meta)data zich immers niet zelfstandig. De meeste (cultureel-erfgoed)instellingen denken echter nog steeds in termen van een ‘data graveyard’ in die zin dat data afgeschermd worden en er zelden continu aandacht aan besteed wordt.

Wikipedia, het product van Schindlers organisatie Wikimedia, is een goed voorbeeld van wat de metafoor ‘data garden’ kan betekenen. De inhoud van de encyclopedie is momenteel in zo’n 260 talen beschikbaar en de inhoud wordt eveneens in applicaties van derde partijen geïmplementeerd. Het ‘wiki’-concept staat voor een open aanpak waarbij alle informatie die zichtbaar is, ook door de lezer bewerkt kan worden, waarbij er uiteraard een vorm van moderatie voorzien wordt.

Een goede toepassing van deze open aanpak is het gekende partnerschap tussen Wikipedia en het Duitse Bundesarchiv waardoor een selectie van 100.000 foto’s via Wikipedia beschikbaar werden gesteld. Met dit project wil Wikipedia de interactie van gebruikers met beelden en beschrijvingen bevorderen, onder meer door te voorzien in links naar andere bronnen en authority-bestanden.

Een dergelijke aanpak laat toe een ‘garden of data’ op te zetten waarin alle data verbonden worden, wat de basis vormt voor linked open data, wat ook in de toekomstige ontwikkeling van Europeana een belangrijke rol zal spelen. Een absolute voorwaarde voor deze aanpak is echter de toepassing van de CC0-licentie, die toelaat om data rechtenvrij ter beschikking te stellen en te hergebruiken voor alle mogelijke doeleinden. Dit pleidooi voor openheid vult Schindler aan met het advies dat (meta)data zich vrij moet kunnen ontwikkelen en dat instellingen hun eigen data open moet stellen voor inbreng van of interactie met anderen.

De rest van de dag wordt gevuld door presentaties van full papers, short papers en project papers over vele aspecten van 3D-technologie. Het verschil in opzet tussen deze verschillende bijdragen is niet helemaal duidelijk maar de schitterende publicaties waarin Springer Verlag deze bijdragen vormgegeven heeft, geven hier een volledig overzicht over. Geheel terzijde maar het is toch een beetje een vreemde nadruk die een conferentie over digitaal erfgoed legt.

De volgende plenaire sessie duikt op een wetenschappelijke manier de technologische diepte in. In een stevig tempo worden vijf papers gepresenteerd die elk vanuit een specifieke invalshoek technische aspecten van het 3D-scanningsproces beschrijven. Zowel de opnames (auto’s, liften …) als het modulaire scanproces waarbij verschillende functionaliteiten ontleed worden tot correcties bij de modellering, komen aan bod. Helaas ontbreekt hierbij het globale kader dat aangeeft waarom deze technieken relevant zijn en welk hoger doel ze dienen. De technieken staan echter centraal en ook al is het goed om een inzicht in dergelijke technische processen te krijgen, de evolutie van de specifieke soft- en hardware is aan een zodanige evolutie onderhevig dat dit op zich zeer tijdelijke informatie is die snel veroudert. De sessie is eveneens van een technisch niveau die beter in een parallelle sessie -met meer interactie- aan bod gekomen zou zijn.

De presentaties die hierop volgen gaan door op hetzelfde thema maar geven concrete situaties aan. Dit is een aangename verademing maar ook hier geldt dat overdaad schaadt. Hoe digitaliseer je delen van collecties in 3D (tekst) en hoe kan je deze technieken inzetten voor conservatie-doeleinden? Of hoe ga je te werk in geval van scheepswrakken die zich onder water bevinden (tekst)?

De verdere rest van deze eerste conferentiedag is tot barstens toe gevuld met vergelijkbare beschrijvingen van het in 3D modelleren van zowat elk objecttype. En gezien de conferentiedagen meer dan tien uur duren, is hier voldoende plaats voor. Naast de technische opbouw van het digitale archief van de sculpturen van Tien-Shen Poo (tekst) en het digitale archief vol oude stenen structuren in Sardinië (tekst) waarbij de modellen voor tentoonstellingen, leeractiviteiten en restauratieprojecten gebruikt worden, wordt ook het in 3D modelleren van een burcht in Maleisië besproken (tekst). Hierbij komen vragen over authenticiteit aan bod en wordt bijvoorbeeld de textuur van overblijvende elementen of gelijkaardige burchten overgenomen. Een zekere Li spreekt over de Longman Grottos in China en hoe digitale 3D-technieken en virtuele realiteit ingezet worden voor virtuele restauraties waarbij gescheiden stukken samengebracht of ontbrekende delen toegevoegd worden (tekst). De toegevoegde waarde die deze toepassing van 3D-scanning met zich meebrengt wordt augmented reality genoemd en ook daar volgen meer dan voldoende voorbeelden van. Zo komt het aan ICOMOS ontsproten idee van de culturele routes bijvoorbeeld aan bod, waarbij niet het weergeven van de realiteit centraal staat maar wel het verbeteren van de realiteit, bijvoorbeeld voor educatieve doeleinden. Onder meer stadsreconstructies van Beirut (tekst) en Tartus (tekst) gelden hierbij als goede voorbeelden. Ook de link die tussen immaterieel erfgoed en 3D-technieken gelegd wordt, is vermeldenswaardig. Op basis van virtuele reconstructies van oude stadscentra van de Tabarkinian-gemeenschap, die via omzwervingen in Carloforte op Sardinië terecht kwam (tekst).

hansvanderlinden